November en al koud. Gefinishten van de zojuist gelopen marathon zien er in hun poncho’s van aluminiumfolie (uitgereikt tegen onderkoeling) bijna deerniswekkend uit. Bleek weggetrokken en geen vonk van energie meer over. Ook bij de bushalte staan groepjes lopers bij te komen van hun megaprestatie. Mijn aandacht trekt naar een lange 40-er met fiere blik, rechtop staand met de cape van folie bijna koninklijk om de schouders. Ik loop terloops langszij. “Jij hebt ook gelopen hè?” Hij beaamt het. Ik: “Kijk eens om je heen hoe al die andere lopers erbij staan. Als uitgeknepen citroenen! Maar jij, jij hebt ook gelopen, maar staat erbij alsof je alleen door het (Central) park gejogged hebt. Hoe kan dat?” Michael, zo stelt hij zich later voor, vertelt dat ie al vroeg is begonnen met trainen. “Maar dat hebben die anderen zeker ook gedaan en kijk hoe uitgewrongen ze eruit zien. Wat is je geheim?!” Michael vertelt dat hij thuis een lieve vrouw en twee dochters heeft, van wie hij houdt en dat ze trots op hem zijn. “Maar” houd ik vol “deze mensen hier hebben vast ook een warme achterban die ze straks onthaalt. Wat is je geheim?” “Well”, zegt Michael, “ik ben arts en in mijn opleiding was een professor die ons leerde dat je hóuding doorslaggevend is. “People deserve a smile” hield hij ons voor. Zijn lessen zijn misschien wel mijn geheim”.